dinsdag 9 december 2014

In memoriam Luc De Vos: (tekst Christophe Vekeman)

Beste Luc,
In de reacties en de In Memoriams die er de afgelopen week zijn verschenen kwam het regelmatig ter sprake: je zo opvallende talent voor zelfrelativering, de volslagen afwezigheid van enige neiging tot grootspraak in je karakter, het feit dat je de loftrompet altijd binnen handbereik hield, maar ze nooit over jezelf stak. Pratend over jezelf en je werk, maakte je consequent van de verkleinvorm gebruik: je deed optredentjes, want je speelde in een groepje, waarmee je liedjes bracht, en was je daar niet mee bezig, dan wijdde je je aandacht wel aan het schrijven van een columnpje. Je schreef ook boekjes, Paddenkoppenland bijvoorbeeld, met daarin een minieme bijrol weggelegd voor een warempel in een Zweedse jeugdfilm opduikend ‘vosje’.
Toch gaf je nooit de indruk vals bescheiden te zijn. Je was te lustig en te zuchtig en te gretig, te levenshongerig, te rock-‘n-roll, te luid en te eerlijk om vals bescheiden te wezen. Je wist wat je waard was. Natuurlijk wist je dat. Natuurlijk ben je niet verrast door alle liefde die je zo massaal wordt toegedragen nu, nu ronduit alle woorden verkleinwoordjes zijn, klein en zelfs futiel in vergelijking met het zeer grote verdriet dat wij ermee proberen uit te drukken.
Een aantal jaar geleden mocht ik op de voorstelling van je roman De volksmacht de gelegenheidstoespraak verzorgen, waarin ik onder meer beweerde dat je volstrekt onvergelijkbaar was, one of a kind, echt volkomen uniek. “Des te vreemder,” zo voegde ik eraan toe, “des te vreemder is het dat het er vaak de schijn van heeft dat er wel pakweg twintig Luc de Vossen zijn: een die dag in dag uit fulltime fluitend langs de Gentse grachten flaneert, een die de spil vormt van het doldriest tollende nachtleven in onze stad, een die avond na avond doorheen de voltallige lage landen zinderende rockperformances verzorgt, een die gezellig thuis zijn kind zit op te voeden, een die voor velen de reden is om toch af en toe nog eens naar zo’n lullige Vlaamse praatshow op de televisie te kijken, en onder heel wat anderen ten slotte ook nog een die persoonlijk mijn favoriete Vos is: hij die zijn columns en zijn boeken schrijft.”
De tijden zijn veranderd, Luc, ik moet mezelf corrigeren. Mijn favoriete Vos schrijft evenmin columns en boeken als dat hij in Zweedse jeugdfilms meespeelt. Je was volstrekt onvergelijkbaar, en op een zeer zeldzame wijze uniek, inderdaad, – maar dan heb ik het niet, vandaag, misschien morgen weer wel, over je buitengewone literaire talenten, over je muzikale begaafdheid, over je cameragenieke uitstraling, je heerlijke, melige humor, je zwemkunsten, je kookkunsten of het nogal overrompelende tempo waarin je anderhalve kilo mosselen met friet naar binnen kon spelen, nee, dan wil ik het nu, vandaag, specifiek hebben over je barmhartige, ingoede inborst en je weergaloos beminnelijke, hoogstaande persoonlijkheid.
Nooit, in de vijftien jaar dat wij elkaar hebben gekend, heb ik mij ook maar een seconde geërgerd aan iets wat je deed of zei, of dat nu op de televisie of op een podium of in ons persoonlijke contact was. Je was geen heilige, dat niet, maar je gaf je louter over, zeg maar, aan de sympathieke zonden, de naam van zonde amper waard. God weet dat hoe troebel je geest soms ook zijn mocht, je ziel steeds even zuiver bleef, God weet dat er geen spoor van kwaad in je schuilde, en zelfs de grootste lasteraar zou diep in zijn verbeelding moeten tasten teneinde iets slechts over jou te kunnen verzinnen.
De laatste keer dat ik je zag, op weg naar en van de Boekenbeurs in Antwerpen, grapte en grolde je als vanouds, en zong je met luider stem een paar hits van genaamde Cat Stevens, want die was je – of die was één van de wel twintig Luc De Vossen waaruit je bestond – net voordien gaan bekijken in Vorst, maar vooral, en dat is wel het meest typerende, sprak je in ernst en zorgelijk je onbegrip uit over het feit dat er in een beschaafde stad als Gent, in de tegenwoordige tijd, nog steeds zoiets verderfelijks als prostitutie en het bijbehorende vrouwenleed wordt gedoogd. Ik had het in geen jaren meegemaakt dat iemand dit onderwerp op de kaart der conversatie plaatste, maar je verontwaardiging was diep en dringend. Er wordt dezer dagen vaak gesproken over je gevoel voor ironie, en dat is uiteraard terecht. Maar als je iets was, dan was je vooral toch niet cynisch.
Eén van mijn lievelingsgeluiden op deze wereld was het geluid van je lach – niemand kon zich zo aanstekelijk bescheuren als jij. Je lachte vaak en graag, dwars tegen je aangeboren weemoed in, en je lach klonk telkens weer alsof je ook zelf genoot van het feit dat je lachte. Alsof je had gevochten voor je lach, en nu je overwinning vierde. Je was niet van nature uit allerlichtvoetigst, je bent niet euforisch ter wereld gekomen, maar je slaagde er dag in dag uit in, torenhoog boven jezelf uit te stijgen, en de enige mensen voor wie je werkelijk minachting voelde, waren zij die klagen en zuchten en zeuren om niets. Jij was opgewekt uit principe, je noemde het ‘onze taak om gelukkig te zijn’, en geluk was wat je zelf zonder te versagen, schijnbaar onvermoeibaar najoeg, en geluk was wat je bracht in de levens van ons allemaal.
Je was en zal blijven een voorbeeld, een voorbeeld van hoe het moet en van hoe het zou moeten, een schoolvoorbeeld van een – met hoofdletters, en in de hoogste betekenis van het woord – Goed Mens. Iemand met een hart dat groot genoeg was voor het voltallige mensdom om in te wonen. Die de toekomst als een kans zag die geen mens mocht laten liggen. Iemand die zonder voorbehoud het beste wilde maken, niet enkel van zijn eigen leven, maar van deze hele wereld. Iemand die kwetsbaar en gekwetst was, maar er vooral toch voor gezorgd heeft dat wij nu, vandaag, in eer en geweten elkaar kunnen troosten door te zeggen: “Jongens, hij heeft toch een enorme hoop lol getrapt.”
Je was schitterend, Luc, makker, baby, je schitterde. Je was een fantastische liefhebber van je prachtige vrouw Sandra en van Bruno, je zoon op wie je zo trots was, en je leven was voor mij en talloze, talloze mensen een groot en geweldig geschenk, dat wij zullen koesteren zolang wij koesteren kunnen. Ik ben het niet gewend – en ik wil er ook allesbehalve een gewoonte van maken – om in naam van een volledig volk te spreken, maar wij zijn behalve verdrietig ook blij, geloof me, en wij zijn gelukkig, en wij zijn dankbaar, voor je optredentjes en je liedjes en je columnpjes en boekjes, vosje, voor je magistrale kunst, voor je vriendschap en je liefde, en in één woord: voor je leven. Het was perfect zoals het was. Het had langer moeten duren, maar het had niet beter gekund.
Christophe Vekeman

dinsdag 4 november 2014

Midnight in Roeselare

" Prettige herfstvakantie toegewenst, Linde " ! , sprak ik tot psychotherapeute Linde en ik verliet haar kabinet. Ik kon maar niet zwijgen over Woody Allen's 'Midnight in Paris', de prachtfilm die ik laatst zag.
Het meesterwerkje handelt over Gil (een schitterende Owen Wilson) die met zijn verloofde naar Parijs trekt, en zijn roman over een 'nostalgiewinkel' daar wil afwerken. Al gauw verliest hij zijn interesse in zijn toekomstige vrouw daar hij liever schuinsmarcheert en rondflaneert in het prachtige Parijs. Hij ontmoet bekende jaren-twintig-kunstenaars als Bunuel, Picasso, Dali en wordt op slag verliefd op het nachtleven in de stad van het Licht. Hij voelt zich eveneens aangetrokken tot de bloedmooie Adriana, een meisje met meerdere minnaars.
De vader van zijn verloofde huurt een privé-detective in om Gil's nachtelijke escapades te volgen...

Het visueel erg sterk kijkstuk doet me terugdenken aan het Gentse nachtleven anno 2006 waarbij ik me vaak beroesde en de geneugten des levens in de praktijk omzette. Drinken, roken, flirten...een tijd die ik nooit of te nimmer vergeet.
Net als Gil waagde ik mij toendertijd aan een roman.
Ik ontmoette in Gent géén Scott Fitzgerald of Toulouse-de-Lautrec maar mocht wél van het gezelschap genieten van een kransje kleurrijke figuren.
Ik dacht er die nacht in Roeselare met weemoed aan terug en betrapte mij er op dat ik vaak nostalgisch ben.  " Een nostalgiewinkel beginnen, is dat niets voor u ? " , vroeg Linde me eerder die dag al. Ach, naïef meisje...
En wat betreft Parijs: kan ik iemand vragen, bij voorkeur een jonkvrouw,  om met Kerstmis de Stad van het Licht te bezoeken en ons te beroezen ? Tot oudejaarsavond. Dan vlieg ik terug naar Roeselare of Houthulst waar de droom nog even nazindert en me zin doet krijgen in 2015. Aftellen naar een nieuw jaar en deze keer mét volle goesting. Net voldoende goesting om in 2015 weer de hopeloze nostalgicus uit te hangen...


(dv)

woensdag 13 augustus 2014

Album review: Wig out at Jagbags - Stephen Malkmus and the Jicks ***

 "There is no castration fear
In a chair
We'll dance...
But no one will dance with us
In this zany town ... "

De openingszin van 'Wowee Zowee's - Pavement's magnum opus - opener 'We dance' deed me als tiener duizelen. Ik wist eerlijk gezegd niet wat ik hoorde. Na die opener kreeg ik nog 50 minuten progrock, freakfolk en streepjes lo-fi die ik niet kon plaatsen. Jàren later staat 'Wowee Zowee' nog altijd in mijn top 5 van beste albums ever. Ergens in de buurt van 'In utero' van Nirvana, dé band van de jaren negentig en sinds 'Smells like Teen Spirit' mijn meest belangrijke rockgroep van mijn bestaan dat grillig verloopt, maar dat wist u. (Een te veel aan) grilligheid deed Pavement de das om, om van enig commercieel succes te kunnen spreken. Neen, de 'slackers' hekelden 'world domination' en wilden niet de opvolgers zijn van het massaal doorgebroken Nirvana.
Na vijf prachtalbums hield het P-bandje het voor bekeken en werd de solocarrière van Stephen J. Malkmus geboren. Minder geslaagd, maar wél zeer degelijk te noemen. Ik geef u, impulsief als ik ben, maar eens aan via onvergetelijke songs aan hoé degelijk. Remember 'Do not feed the (Oyster)' uit 'Pig lib', 'Church on white' op zijn titelloze solodebuut, 'Hopscotch Willie' uit het meesterwerk
'Real emotional trash' en 'Georgeous Georgie', een soortement Kinks revisited, uit 's mans vijfde album 'Mirror traffic'.

Nu zijn zesde plaat, verschenen begin dit jaar - ik schrijf pas een recensie over een plaat die gemiddeld zes maanden oud is - is terug de oude vertrouwde Malkmus. Het genie van de indiepop,
de 'indie Bob Dylan'. Na een elftal luisterbeurten kunnen we nog altijd géén touw vastknopen aan 's mans teksten, maar geloof me, er werd aan gewerkt hoe spontaan de oneliners ook overkomen.

Aftrappen doet hij met zijn Jicks met 'Planetary motion' een synthrocker waar je bij de eerste beluistering niet van opkijkt. Zo weer vergeten , maar schijn bedriegt. Net als alle andere 12 tracks ontwaar je het genie Malkmus. Zéker in het rustpunt van de plaat, 'J Smoov' die zelfs wat jazzy aandoet. Een pareltje.
In 'Rumble at the Rainbo' hoor je een stem schreeuwen " This one's for you, grandad... ", een punkpopliedje. " Can you remember the thrill, and the rush... ", alsook " We are returning to our roots". Heeft de man heimwee ? Is hij nostalgisch ? Malkmus kan een stevig potje rocken, maar altijd op zijn manier. Met prikkeldraad, met tegendraadsheid.

Het weze duidelijk: Malkmus heeft het naar zijn zin nu hij naar Berlijn verhuisd is.
De plaat straalt fun uit, spelplezier.

Verder nog hoogtepunten ? Het tweeluik afsluiters 'Cinnamon and lesbians' ( de single ) en het naar progrock neigende 'Surreal teenagers'. Waar hij het over heeft: geen flauw idee.
Wel een idee van waar hij 'Wig out at Jagbags' opgenomen heeft: in de Ardennen, in de La Chapelle Studios...dat de plaat zowaar een bescheiden Belgisch tintje meegeeft.

Laten we wel zijn: écht verrassen doet Malkmus niet meer, maar hij mag wat mij betreft nog een reeks zeer degelijke platen maken en toevoegen aan zijn vrij indrukwekkend oeuvre. En ons intussen maar bestoken met non-sense waar we de kop wél of niet over breken...

(dv)

donderdag 19 juni 2014

The road to nowhere...

Wat nu wéér gezeikt ?!! In een wereld die zo bekend staat om zijn menselijkheid, hahahaaaaa, sta ik in een hoekje te blèren om de Weltschmerz. Waar gaat dit heen, in godsnaam ???? En wil iemand die Jennifer Lopez en die verschrikkelijk kaalkop Pitbull eens op een degelijke manier uitleggen dat we als W.K.-anthem toch iets méér willen dan 'Olé Olé'?, zeikerds. Maar wààrom ik dit schrijven neerpen? Dat het goddomme weer die zomer is die in aantocht is en mezelf altijd verlies in zelfkwelling en verveling. De zomers, nooit mijn beste vrienden geweest, mogen van mijn part naar de verdoemenis verheven worden met hun zon en stapelwolken en het gezapige sfeertje van festivals.
Maar ik doe mijn best, zoals altijd. Mocht dit ooit niet het geval geweest zijn, had ik nu geen virtuele pen in de hand gehad.
Maar ach, wie maalt erom ? Ieder zijn zomer is gepland en gevormd en het ziet er wéér naar uit dat verschaald (of is het verschraald?) bier gemikt wordt naar passanten allerhande, op de Gentse Feesten bijvoorbeeld. Gentse Feesten, inderdaad, met hoofdletter, die sedert het verscheiden van een goeie vriendin nooit meer Feesten zijn.
Ach, zeik nou zo niet! Ik hoor het 'Jan' Boskamp zo zeggen. Leuke gozer, die Boskamp die als eerste toegeeft - eindelijk - dat voetbal werkelijk niks voorstelt. Géén reet !
Dat ik uiteindelijk deze zomer terug zal overleven, hoeft niet luidop gezegd te worden, het is een certitude, ook al ben ik tot tranen toe bewogen en verlies ik mezelf in de slachtofferrol. Slachtoffers zijn we allen, ook al zijn er gezegend met die bijna allesverterende vrolijkheid. Ikzelf weet niet waar ik nog vrolijk over zou moeten wezen of het zou die 'chick' zijn in de bib van Roeselare wiens dijen ik zelf eens zou willen masseren met oriëntaalse zalf of zo. Of zo, the road to nowhere. Wéér drie maanden op de tanden bijten en dan uitpakken met mijn herfstpakje. Tegen dan zijn de Rode Duivels wereldkampioen en wurgt Bart De Wever weer een stuk of wat marathons uit zijn stugge lijf.
Om dan toch, ten slotte, van de zomer te kunnen genieten, stel ik voor dat het dit keer non-alcoholisch gebeurt om alle mensen die alcohol genieten eens gade te slaan. Zo gaat dat, in mijn leven, alles gade slaan, en me daarover tevreden stemmen. Gelukkig ben ik misschien niet, maar tevredenheid hoort wel , nog nét, tot mijn beste vrienden. In deze 'road to nowhere' ben ik iedereens vriend en mocht ik al vijanden hebben, ik omarm ze. Zo ben ik...nowhere, nergens en overal...

(dv)

dinsdag 1 april 2014

Het einde der buldergelach: einde van een anti-komiek

Dandy Davy, althans de komiek, is niet meer. Na dertien jaar (!) in de marge van de standup gefigureerd te hebben, heeft de 34 jaar oude Westfluut beslist ermee op te houden. Dit kon een kloek begin van een krantenartikel geweest zijn, maar de kranten doen niet aan randanimatie. Als je met iets ophoudt, ben je ook aan een nieuw hoofdstuk toe, dacht ik daarnet op het terras van café Moustache. Maar welk nieuw hoofdstuk zou ik moeten aansnijden, beste ? Dat ik me nu plots overgeef aan straatmadeliefjes ??? Geenszins! Ik geef me over aan filosofie door de eeuwen heen en het schrijven van een biografie over Eden Hazard. Dat kranten dààr eens over berichten!
Ach, Dandy Davy haters aller lande, ze zullen niet eens omkijken naar de anti-ster. De man, de trashy weirdo die ooit eens een banaan propte in zijn aarshol in het bijzijn van een voltallig 123-Comedy-Club-publiek, doet van '' Something in the way, ummmmm, something in the way, ummmmm... " en lacht zich een bult. Nee, laat Bart Vanneste in de huid van toogfilosoof Freddy De Vadder maar twijfelen, laat Gunter Lamoot Uw beste vriend blijven en Wim Helsen op zijn eigen onnavolgbare wijze zich maar een weg banen tussen retorica en nonsens. Ik gun het hen van harte!

De lach, die alomtegenwoordige lach ,is, toegegeven, ùe het klimmen der jaren niet meer de bulderlach van weleer want na 34 jaar vol lief en veel leed is er wat bitterheid mee gemoeid. Of denkt u dat ik met graagte die banaan in mijn aarshol heb gepropt destijds ???
Nee, serieus. Standup heeft me doen spugen van het lachen, gieren en brullen en me mede door anti-komiek Andy Kaufman laten meevoeren in een unieke wereld. Maar eens stopt het, I swear I don't have a gun, het einde der buldergelach, althans langs mijn zijde. Wie weet kruip ik in een zatte bui eens terug het podium op als Freddy De Vadder te veel getwijfeld heeft...

(dv)

dinsdag 4 maart 2014

Een nieuwe lente...

Het kwam me voor dat ik terug behoorlijk angstig was in die vermaledijde bibliotheek te Roeselare, de stad waar ik geboren ben. Het is er nochtans fijn toeven in dat nieuwbakken Kenniscentrum.
Je ontmoet er youngsters die de schooltaak van de dag afwerken, ouderen die snuisteren in de Financieel-Economische Tijd (wie zijn die mensen ?) en een stuk of wat literatuurfanaten die hun heil zoeken in thrillers, drama's of familiekronieken. Ikzelf pluk de dag in de bib. Een taart met koffie pik ik mee alsook de altijd onverantwoord interessante De Standaard met haar schitterende weekendbijlage. Ik las in een interview met Admiral Freebee Charles Bukowski's grafschrift 'Don't try ' . Ik als voormalige uitdager, try-outer avant-la-lettre was geschokt. Het beetje lente dat ik toen voelde, verdween als sneeuw voor de zon en de herfstdepressie lag terug op de loer.
Ziedaar de avonturen van een niet zo modale Jan Modaal in een -en dat méén ik - schitterende bibliotheek te Roeselare.
Hoe die verdomde avond op mijn rommelige studio nog door te brengen ? Vanzelfsprekend peinzend tot het pijn doet. Een nieuwe lente is aangebroken, maar zelf lig ik nog overhoop met dat herfst-grijze
gevoel in de leden. Een nieuwe lente, écht ? Duizend terrassen in Rome ? Ik weet het nog niet. Het liefst toer ik onopvallend en niet vrij van angst rond door stoffige boeken van dode schrijvers die me met strenge blik aankijken alsof ik een minkukel ben. Verwarrende tijden, maar ook die brengt (dv) met graagte door...


(dv)

dinsdag 28 januari 2014

Angstkloterij

Hoe is het nog met Dandy Davy ? Een vraag die bij tijd en wijle gesteld wordt en geen mens die het antwoord kent...Maar goed ook, bedacht ik toen ik de bibliotheek alweder verliet met ademtekort.
Wat is dat toch met die openbare ruimtes en 'inzinkjes' ? Geen touw aan vast te knopen. Angstaanvallen zijn mijn deel en dat zal zo zijn tot het einde van mijn tijd(en). Stel je voor dat ik nog eens terugkom na mijn dood, dan wens ik de mensen die mij mijn hele levenlang hebben getreiterd, zware angstaanvallen en tal van depressies toe.
Geen mens die het weet. Hoe ik toch dat verdomde halfuurtje zo moest afzien in de bib waar nochtans mooie meiden hun opdracht voor school zorgvuldig pleegden. En graag had ik nog gezegd tegen het bibliotheekassistentje dat ze mooie ogen had en ik graag had gehad dat ze eens tussen mijn dijen wreef, maar dat heb je als je aan de grond staat genageld van angst: er komt geen zinnig woord meer uit. Al kan het ook aan de communicatiegestoorde samenleving liggen waar ik toevallig ben terecht gekomen, een samenlevinkje dat tot nader orde toch 1tje is om te communiceren, tiens!
Niet zo in deze wrede wereld waar men liever pleegt te chatten met elkaar op dat onvermijdelijke Facebook, verdomme!
Maar kom, het gaat wel. Er zijn een aantal mensen die ik mag in mijn leven. En zoals dat gaat met onvoorwaardelijke vriendschap of liefde, supporter ik levenslang voor die mensen die mij dierbaar zijn. Als het aan mij ligt, geef ik een machtig feest ter gelegenheid van alle mensen die mij enorm genegen zijn, al is de hele kloterij dat ik dat bericht op Facebook moet plaatsen. Handig dat wél, maar hoe vind ik het mooie bibliotheekassistentje van daarnet ? Zij, enkel zij, mag de hele avond met haar tedere handjes tussen mijn dijen wrijven en me beschermen als ik weer angstig word. Zij, enkel zij...En dan vertel ik over schrijvers als Samuel Beckett en de volksschrijver Brusselmans die zich vast en zeker nog geregeld afvraagt hoe het nog is met Dandy Davy. Al is hij té angstig om zich dat in het openbaar af te vragen...Angst : de ordeverstoorder van de vreugde.

(dv)